Bij een IVF/ICSI behandeling vindt de bevruchting van een eicel plaats in het laboratorium. Een bevruchte eicel (embryo) wordt daarna in de baarmoeder geplaatst. Wanneer er sprake is van eiceldonatie, dan wordt het embryo in de baarmoeder van de acceptrice (eicelontvangster) geplaatst. Als er meerdere embryo’s zich goed ontwikkelen, dan bestaat de mogelijkheid om deze embryo’s in te vriezen.
Bij een succesvolle behandeling zal het embryo zich na plaatsing in de baarmoeder, innestelen in het baarmoederslijmvlies.
De timing van de plaatsing van een embryo is zeer belangrijk. Een embryo wordt 5 dagen na de bevruchting in de baarmoeder geplaatst. Als er embryo’s ingevroren worden, dan gebeurt dit ook na 5 dagen.
Het baarmoederslijmvlies ontwikkelt zich onder invloed van hormonen. Deze hormonen worden door een rijpende eicel geproduceerd (oestrogeen). Na de eisprong blijft het gele lichaam over in de eierstok. Dit gele lichaam produceert hormonen (oestrogeen en progesteron) die het baarmoederslijmvlies veranderen. Onder invloed van deze hormonen wordt de baarmoeder gestimuleerd waardoor een innesteling mogelijk is.
Het is belangrijk dat de ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies overeenkomt met de ontwikkeling van het embryo. Hierdoor wordt de kans op een innesteling geoptimaliseerd.
Er zijn 3 mogelijkheden om een embryoplaatsing op het juiste moment uit te voeren
Het embryo wordt in een natuurlijke cyclus in de baarmoeder geplaatst. De timing wordt bepaald op basis van de eisprong. Het moment van de eisprong wordt bepaald met behulp van ovulatietesten of door de eisprong met een hormooninjectie op te wekken.
Het embryo wordt na ovulatie-inductie in de baarmoeder geplaatst. Deze behandeling wordt toegepast wanneer de menstruatiecyclus onregelmatig is. Met behulp van medicijnen wordt de eierstok gestimuleerd om een eicel te laten uitrijpen. De timing van de plaatsing wordt bepaald op basis van de eisprong. Het moment van de eisprong wordt bepaald met behulp van ovulatietesten of door de eisprong met een hormooninjectie op te wekken.
Het embryo wordt in een kunstmatige of artificiële cyclus geplaatst. Bij een artificiële cyclus groeit er geen eicel in de eierstok. Er vindt geen eisprong plaats. De hormonen die in een natuurlijke cyclus aanwezig zijn worden via medicijnen ingenomen. Deze hormonen bereiden de baarmoeder voor op een innesteling.
Het is al langer bekend dat er bij zwangerschappen na eiceldonatie meer risico’s zijn op complicaties. Er is meer kans op zwangerschapsvergiftiging en een hoge bloeddruk na eiceldonatie. Lange tijd werd gedacht dat dit kwam doordat een embryo na eiceldonatie geen genetisch materiaal bevat van de vrouw die zwanger is (de eicelacceptrice).
In de meeste gevallen wordt het embryo geplaatst in een artificiële (niet natuurlijke) cyclus na eiceldonatie.
Recent onderzoek toont aan dat de risico’s na eiceldonatie mogelijk te maken hebben met deze artificiële cyclus.
In een artificiële cyclus ontbreekt het gele lichaam. Dit gele lichaam produceert hormonen (oestrogeen en progesteron) na de eisprong die een zwangerschap in stand houden. Dit gele lichaam blijkt meerdere functies te hebben die een rol spelen in de vroege aanleg van de placenta en de werking van het hart en de nieren van de moeder tijdens het eerste trimester van de zwangerschap.
Op basis van de resultaten uit recent onderzoek, is bij Medisch Centrum Kinderwens al bijna 2 jaar geleden besloten om zo min mogelijk gebruik te maken van de artificiële cyclus. Nieuw onderzoek laat zien dat hierdoor mogelijk de kans op complicaties verkleint wordt. Aanvullend onderzoek is nodig om dit nog beter aan te tonen.
Probeer uw zoekfilters aan te passen of te verwijderen.